Galerie Wouter van Leeuwen

presenteert

Summer in the City ’25: Some landscapes, seascapes and cityscapes

Landschapsfotografie is het oudste genre binnen de fotografie. In 1826 maakte een van de pioniers
van de fotografie, Joseph Niépce, een opname buitenshuis, maar de resultaten waren slecht. Dertien
jaar later richtte een andere pionier, Louis Daguerre, zijn camera op de Boulevard du Temple. Vanaf
zijn balkon kijken we uit op het Parijs van voor 1848 en voor Haussmann. Geen strakke avenues,
maar een rommelige verkaveling langs een bochtige weg. Het moet een zondag zijn geweest, want er
zijn slechts twee mensen op straat: een man die zijn schoenen laat poetsen. Het zijn de eerste
mensen die ooit werden gefotografeerd.
Daguirres landschap is wat later een cityscape is gaan heten, een stadsgezicht. Net als in de
schilderkunst is daar ook de fotografische evenknie van het zeegezicht bijgekomen. Door een
razendsnelle ontwikkeling van opnametechnieken, camera’s en lenzen werden camera’s draagbaar
en later voor iedereen bereikbaar. Beelden gingen onze wereld beheersen, en daarmee werd het
lastiger voor fotografen om zich te onderscheiden. Je kan niet meer aankomen met een gekochte
herinnering aan een reis, zoals de carte de visite, maar je hebt een eigen blik op een landschap of
een eigen verhaal nodig om de aandacht van kijkers vast te houden.
Precies 200 jaar na de eerste buitenopname van Niépce maakt Galerie Wouter van Leeuwen de staat
van het genre op. Stuk voor stuk fotografen die een eigen verhaal vertellen aan de hand van
landschappen. In het geval van Asako Nakahashi gaat het om onze omgang met een iconische plek,
de Fuji-berg. Ook Steve Fitch gaat het om beelden uit ons collectieve geheugen. De neon
reclamezuilen die hij vanaf de jaren ‘70 fotografeerde zijn synoniem met Amerikaanse snelwegen,
met road trips en met de VS en de economische almacht van de jaren ‘50 en ‘60 – alleen zijn er
steeds minder van.
Mimi Plumb zet haar camera in om een beeld bij te stellen. Ze fotografeerde de omgeving waar ze
opgroeide, de Californische suburbs. Normaal gesproken een onlosmakelijk onderdeel van de
Amerikaanse droom, maar door de lens van Plumb veranderen ze in een zonovergoten dystopie.
Plumb zette alle clichés overboord: geen groene voortuinen met witte tuinhekjes, maar uitgebrande
auto’s, lege privézwembaden en verlaten bioscopen. Ze maakte de foto’s tussen 1972 en 1978 en
publiceerde ze pas een halve eeuw later. Daardoor krijgen de beelden een tweede lading, namelijk
die van een streek die wordt geplaagd door felle bosbranden. Hierdoor staat niet de mythe maar naar
de beladen relatie van de buitenwijken met hun omgeving staat centraal.
Bryan Schutmaat heeft in zijn werk oog voor de relatie tussen de natuur en de mens. Vooral in de
wijdse landschappen zie je de kracht van de natuur zien en de nietigheid van de mens ten opzichte
van de natuur. Schutmaat toont ons ook de onachtzame manier waarop we met de natuur omgaan,
zoals in de damwand die nooit is afgrond, de verlaten huizen, of het rommelige landschap rond een
mijndorp.
Ook de voorganger van de landschapsfotografie is niet uit beeld verdwenen. Jeroen Hofman gaat een
dialoog aan met twee iconen van de Haagse School, Hendrik Willem Mesdag en Sientje Mesdag van
Houten. Vanaf een hoogwerker fotografeerde Hofman natuurgebied de Wassenaars Slag op een
mistige dag. De wijdsheid en rust die hij weet te vangen, kennen we van Mesdag. Over een aantal
jaar zal dit werk worden opgenomen in een overzichtstentoonstelling in Museum Panorama Mesdag.

Hans van der Meer fotografeerde een artificieel landschap: een voetbalveld langs de ringweg van
Amsterdam. De keeper schiet uit, de spelers kijken omhoog. Afgaand op de bomen, lijkt het alsof
wind met de bal speelt. De serie Hollandse Velden maakte Van der Meer op slag beroemd.
Gefotografeerd vanaf een ladder is Hollandse Velden is net zo zeer een geestig verslag van een
populair tijdverdrijf als een verhaal over omgeving van de voetbalvelden.